Onze wilgentenen zijn netjes verpakt met sisal touw. Ik weet niet aan wat het ligt maar ik vind dat zo’n stapel er echt mooi uitziet. Daarom is het een beetje jammer om die prachtige twijgen als groenafval mee te geven. Je kan echter moeilijk alle snoeisel in je eigen tuin verwerken. Als je alles zou verhakselen en in je tuin uitstrooien, dan krijg je na enkele jaren een strooisellaag van een halve meter. Tiens, misschien is dat wel een oplossing voor het gevaar van de duizendjarige storm. :-)
In elk geval werd het probleem van snoeiafval vroeger veel efficiënter opgelost. Alle hout van snoeien en knotten werd gebruikt. Het laatste waar men eigenlijk aan dacht was het snoeisel als afval te dumpen.
De stam en de dikste takken van wilgen werden gebruikt voor het maken van klompen. Minder dikke takken dienden als ondersteuning van rieten daken of als skelet om ‘ruiters’ mee te maken waarop hooi en andere gewassen werden gedroogd. Een oud gebruik dat vandaag opnieuw populair wordt is het maken van vlechtheggen met gesnoeide wilgentakken.
De kleinste takken die men tenen of twijgen noemt werden vroeger veel gebruikt als bindmateriaal. Bijvoorbeeld om rietbundels voor rieten daken samen te binden of om landbouwgewassen op te hangen zodat ze konden drogen.
De allerfijnste en kortste twijgjes werden samengeveegd en gebruikt als strooisel in de stallen.
Alle takken die dan nog overbleven werden samengebonden en die bundels werden als brandstof gebruikt in boerderijen, bijvoorbeeld bij de kaasmakerij.
Al deze weetjes komen uit Het Knotbomenboek van Paul Minkjan en Maurice Kruk. Daarin wordt niet enkel over knotwilgen maar ook over andere knotbomen gesproken. Wie oude tuingebruiken nieuw leven wil inblazen, moet zeker dit boek lezen.